Ter voorbereiding HA 23 januari 2022

Beste gemeenteleden,
Helaas is bij het uitbrengen van de nieuwsbrief verzuimd om hier de voorbereiding van deze week voorafgaand aan het Heilig Avondmaal van aanstaande zondag aan toe te voegen. Deze vindt u daarom hieronder. Een goede en gezegende voorbereiding gewenst.

Pelgrimsliederen

Lezen: Psalm 120
Roep ik in mijn nood tot de HEER,
Hij geeft mij antwoord

“Onze nood is, dat wij niet meer weten dat wij in nood zijn” schijnt iemand ooit eens gezegd te hebben. Wie het ook was, hij of zij had natuurlijk groot gelijk. Wanneer iemand niet weet dat hij in nood is, verlangt hij ook niet naar redding. Hij is als een drenkeling die vermoedt dat er weldra weer land zal zijn en dat er dus geen enkele reden is om een vuurpijl af te steken. Hij blijft ronddobberen en zal zelfs geen moeite doen passerende schepen aan te roepen. Hoezo nood? Het komt allemaal wel in orde! Al dat pessimistische gepraat, waar is dat nu weer voor nodig? En inderdaad bevindt de kerk zich nog al eens in een ongemakkelijke positie. Want we hebben een woord voor de wereld, een woord van redding en bevrijding, maar eerst zal duidelijk moeten zijn dat de mens in nood is. Daarom is heilsprediking ook altijd onheilsprediking. In de voorbereiding op het Heilig Avondmaal dienen we ons van dat tekort bewust te zijn. Pas vanuit de nood leren wij roepen!

Lezen: Psalm 121
De HEER behoedt je voor alle kwaad

Wat zou het mooi zijn als dĂĄt waar was! Dat je geloof in God je zo maar zou redden van alle kwaad. Dat God om zo te zeggen zijn legioenen engelen klaar had staan om ons te beschermen en te redden. De pelgrim, onderweg naar Jeruzalem, weet wel beter. Er zijn rovers en wilde dieren. Er is de dreiging van de dood. Zelfs ’s nachts, in de herberg, moet je nog paar oppassen dat je medepelgrims je met rust laten. Het kwaad is volop om je heen. Ja, precies. En dat wĂ©Ă©t de dichter van psalm 121 ook. Daarom begint hij met een belijdenis: Mijn hulp komt van de HEER die hemel en aarde gemaakt heeft. Het kĂĄn toch niet anders, of de God die aan het begin en aan het einde staat, zal ons ook behoeden voor het grote en diepe kwaad. Dat betekent allerminst dat je niets zal overkomen. Het betekent wel dat je ook in het kwaad de beschermende arm van God mag ervaren, dat je weliswaar door de diepte kunt gaan, maar dat je dan ook dóór de diepte heen gaat. Hij is er! Hij zal voltooien wat Hij begonnen is!

Lezen: Psalm 122
Verheugd was ik toen ik hoorde:
‘Wij gaan naar het huis van de HEER’

Wij spreken over de viering van het Avondmaal. In veel kerken wordt met de kinderen gezongen: “Wij vieren de maaltijd, wij vieren samen feest”. In werkelijkheid is daar niet zo veel van te merken. In onze Protestantse traditie heeft de viering van het Heilig Avondmaal een weinig feestelijk karakter. En gemeenten waar mensen echt blij zijn dat er zondagmorgen weer een kerkdienst is, zijn ook met een lantarentje te zoeken. Kortom: de werkelijke diepe vreugde van het samen vieren en beleven dat God met ons is, dat Hij ons nodigt om zijn woord te horen, dat hij ons nodigt aan de tafel van het heil is vaak ver te zoeken. Enigszins jaloers kijken we naar gemeenten waar dat kennelijk allemaal heel anders gaat. Waar de vreugde om zo te zeggen van de gezichten te scheppen is.

De grote fout is dat we feest, vreugde en blijdschap verwarren met een feestje, plezier en lol. Wie zich realiseert waarin hij allemaal tekort schiet, wie beseft dat het Avondmaal óók en vooral het gedenken is van wat Christus voor ons heeft gedaan in en door zijn dood zal die vreugde wel voelen, maar op ingehouden wijze uiten. Er valt niet veel te lachen. De vreugde die wij ervaren ligt dichter bij ontroering.

Lezen: Psalm 123
Wees genadig HEER, wees ons genadig

Aan het begin van iedere kerkdienst verootmoedigen wij ons voor de HEER onze God. Wij leggen ons leven, met alle tekorten, met alle butsen en beuken, aan HĂ©m voor. Wij belijden onze schuld. Dat is geen ritueel dat er nu eenmaal bij hoort, het is onlosmakelijk verbonden met alles wat daarna gebeurt. Wie de Wet des Heren kent en wie er van doordrongen is hoezeer wij iedere dag weer tekort schieten zal als vanzelf de woorden in zich voelen opwellen die de psalmist gebruikt: “Wees genadig, HEER, wees ons genadig”. Natuurlijk is dat tegen de heersende mode. Wij hebben geen genade en vrijspraak nodig, hoogstens wat hulp en wat handreikingen. Wie zichzelf kent, en wie zijn leven meet met de meetlat van Wet en Evangelie beseft hoezeer hij tekortschiet, hoezeer hij gezondigd heeft in gedachte, woord en daad. Dat hij steeds weer het goede heeft nagelaten en het verkeerde heeft gedaan. Wie dat niet beseft kent de diepte van Gods toorn niet, en dĂșs ook niet de grootte van zijn liefde.

Lezen: Psalm 124
Onze hulp is in de naam van de HEER
Die hemel en aarde gemaakt heeft.

Ja, hier staan dus de woorden van iedere zondag, de woorden waarmee wij onze diensten beginnen. Dat moet eerst maar eens gezegd worden. Wij hebben hulp nodig, maar dat is gelukkig niet het laatste woord. Het laatste woord is: die hulp Ă­s er ook. Hier komt alle nadruk te vallen op het voortdurend scheppend bezig zijn van God. Schepping is niet maar iets wat ooit in het verleden heeft plaatsgevonden, God is voortdurend bezig met scheppen en herscheppen. De eerste mens, Adam, is in de zonde gevallen, de tweede mens, Jezus Christus, heeft alle verleidingen van de duivel weerstaan en heeft ons zo uit de macht van de zonde verlost. Omdat hij God tot het laatst toe gehoorzaam is geweest, wordt die gehoorzaamheid ook toebedeeld aan hen die met Christus verbonden zijn. Wie in Christus gelooft mag zich met hem verbonden weten en is met hem uit de dood herrezen. Dat is de wijze waarop God zijn schepping voltooien zal. Die gemeenschap met Christus wordt uitgedrukt in de sacramenten: in de doop, omdat wij met hem ondergaan en verrijzen, in het Avondmaal omdat wij daar op de meest intense wijze, door het eten en drinken van zijn lichaam, met hem verenigd worden tot een nieuwe schepping.

Lezen: Psalm 125
Wie op de HEER vertrouwt is als de Sionsberg,
Die onwankelbaar staat voor eeuwig.

Vast staan, onwankelbaar zijn, een rots in de branding
 prachtige eigenschappen! Wie kan dat werkelijk nazeggen? Het antwoord is: u, jij, ik, wij allemaal die niet op onszelf vertrouwen, maar op de God van het verbond. In de viering van het Avondmaal komt God ons iedere keer weer zo tastbaar dichtbij dat wij zijn aanraking voelen en ervaren. In brood en wijn is hij werkelijk aanwezig. Mag je dat zo zeggen? Het is toch maar een symbool? De adder zit in het woordje ‘maar’. Natuurlijk zijn sacramenten symbolen. Het zijn echter niet ‘maar’ symbolen. Als ik mijn trouwring afdoe omdat die ring ‘maar’ een symbool is, heb ik niets begrepen van de kracht die er van symbolen uitgaat. Het woord symbool heeft te maken met een Grieks woord dat ‘samenvallen met’ betekent. God valt samen met brood en wijn. Wie het Avondmaal veronachtzaamt of er zonder na te denken aan deelneemt doet zichzelf tekort. Wie zich realiseert dat God net zo waarachtig in zijn leven aanwezig is als er brood en wijn op de tafel staan zullen daar kracht uit putten. Tastbaar is hij aanwezig, op hem vertrouwen wij. De levende is in ons midden, de levende is bij mij. Waarom zou ik nog vrezen?

This entry was posted in Nieuws, Nieuwsbrief. Bookmark the permalink.